Pagschieten
Over de geschiedenis van het paggooien of pagschieten valt weinig met zekerheid te zeggen. Vast staat wel dat historische bronnen over het paggen werden teruggevonden in Limburg. Een mogelijke verklaring die de ronde doet, is dat het spel is ontstaan doordat de boeren de bieten naar een in de grond geslagen staak of ‘pag’ gooiden. De zo opgetaste bieten werden dan later op de kar geladen. Het woord pag zou dus staan voor het doel en niet voor de werpknots zelf, zoals het tegenwoordig gebruikt wordt.
Paggooien wordt in ploegverband gespeeld op een open terrein, waarop drie palen van ongeveer twee meter in de grond staan. Ze staan op een lijn op tien à twaalf cm van elkaar en worden bovenaan vastgebonden. Er wordt gegooid met een houten knots; de pag. Een pag weegt ongeveer drie kg en heeft een lengte van 80 cm. Met de pag wordt van op ongeveer 15 meter afstand naar de driepikkel gemikt. De kunst bestaat erin de knotsen tussen de palen te doen belanden. Als dat lukt, heb je een dubbeltreffer. Lukt dit niet, dan telt de knots die het dichtst bij de middelste paal ligt.